Convergerende platen


B. Naar elkaar (convergentie)

Lithosfeerplaten kunnen ook naar elkaar toe bewegen (zwarte lijnen op de kaart). Welke reliëfvormen er zich concreet vormen hangt af van de soorten platen die botsen. Denk aan een handdoek en een boek dat naar elkaar toe bewegen. Het zwaardere boek zal onder de handdoek schuiven (subductie). Als twee handdoeken met elkaar botsen vormt zich gewoon een plooi: geen van beide is zwaarder of lichter. Idem bij de platen. We onderscheiden drie situaties: oceanische plaat – continentale plaat, oceanische plaat – oceanische plaat, continentale plaat – continentale plaat.


B1. Oceanische plaat – continentale plaat

Als een oceanische plaat onder de continentale plaat schuift spreken we van subductie. Dit doet zich voor aan de westkust van Zuid-Amerika. De Nazcaplaat schuift onder de Zuid-Amerikaanse plaat. Op die plaats vormt zich een trog, een kustgebergte, vulkanen en komen frequent aardbevingen voor.

Figuur 5 stemt overeen met dit geval. Denk ook terug aan de animatie met de handdoeken… Op de klas bank hebben we de oceanische plaat uitgebeeld die vasthing aan de continentale plaat. Op de oceanische plaat (vulkanische bodem) ligt sediment. Dit bezinksel van zand, klei en krijt vormt een dikke mantel tot kilometers dik.

Op een gegeven moment breekt de oceanische plaat los van de continentale plaat en zinkt weg in de astenosfeer. De sedimenten worden afgeschraapt, geplooid en raken verhard. Zo ontstaat een plooiingsgebergte aan de kust en trog voor de kust.

Waarom glijdt de oceanische plaat wel in de astenosfeer en de sedimenten erop niet? Sedimenten zijn afbraakmateriaal van bestaande continentale gebergten. Deze bergen vallen uit elkaar ik kleine stukjes zand en klei. De wind en rivieren voeren de stukjes mee naar de zee waar ze bezinken op de bodem van de oceaan, net als cacaopoeder op de bodem van je glas chocomelk. Dus de sedimenten zijn veel lichter dan de zware oceaankorst.

Naast een kustgebergte en een trog tref je regelmatig vulkanen aan in subductiezones.

Hoe verklaar je dit? Nochtans is de lithosfeer niet gescheurd vergeleken met de midden oceanische rug waar de magma vanuit de astenosfeer makkelijk kan uitvloeien. Denk aan een stuk chocolade.. als je het vuur op een hogere stand zet zal de chocolade smelten. Hetzelfde gebeurd met de vaste plaat die wegzinkt in de steeds warmer wordende astenosfeer. Geleidelijk aan smelt ze en stijgt het vloeibaar magma weer omhoog, smelt zich een weg door het kustgebergte. Sommige magma stolt in de diepte, andere magma reikt tot het aardoppervlak waar vulkanen uitbarsten. In de les hebben we dit geïllustreerd met de vulkaan Stromboli in de Middellandse Zee.


B2. Oceanische plaat – Oceanische plaat

Als twee oceanische platen met elkaar botsen schuift de ene plaat onder de andere. Kan je zelf beschrijven wat er gebeurd? Denk aan de voorgaande situatie B2.


Bron: Gillings (2013)

Je krijgt opnieuw een trog, de zinkende plaat smelt, magma bellen stijgen en smelten zich een weg door de oceanische plaat. De magma stroomt uit op de bodem van de oceaan, stolt en vormt een onderzeese vulkaan. Deze groeit stapsgewijs en kan na verloop van tijd uitgroeien tot boven de zeespiegel. Je krijgt de geboorte van een vulkanische eiland. Stromboli is een voorbeeld. Meestal vormen zich langgerekte linten van vulkanen: vulkanenbogen. De meeste vind je terug in de Stille Oceaan en voor de kust van Indonesië. Japan is daar een mooi voorbeeld van.



B3. Continentale plaat – continentale plaat

Als twee continentale platen botsen krijg je een continentaal gebergte: een gebergte op het continent. De meest in het oog springende keten is het Himalaya-gebergte. Deze maakt deel uit van een langgerekte gebergte keten die zich uitstrekt van de Pyreneën tot de Himalaya. Ze ontstonden doordat Afrika, het Arabische Schiereiland en India botsten met de grote Euraziatische plaat (Europa, China, …).

Als voorbeeld hebben we in de klas het Himalaya-gebergte besproken. Vroeger was  Eurazië en India gescheiden door een oceaan (Thetys oceaan). In eerste instantie gebeurde hetzelfde als in “B1”. De oceanische plaat zonk weg, en trok de rest van de plaat mee. Gevolg: de oceaan sloot zich en India kwam steeds dichter bij Eurazië. De oceaansedimenten raakten gekneld en geplooid. Uiteindelijk botsten de twee continenten. De sedimenten raakte verder samengeperst en opgetild. Momenteel is dit nog steeds aan de gang. India schuift nog steeds naar het noorden, waardoor het Himalaya gebergte nog steeds oprijst. 

Bron: Gillings (2013)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten